description
Met medewerking van een legertje aan cartografen, landmeters, tekenaars, graveurs en drukkers kwam in drie jaar tijd de stadsplattegrond tot stand onder toezicht van Dirk Evertsz. van Bleyswijck (1639-1681), die aantrad als burgemeester van Delft in 1675. Van Bleyswijck wilde met de kaart een representatief statussymbool van Delft maken. Van enkele andere Hollandse steden bestond al zo'n mooie grote wandkaart en Van Bleyswijck was van mening dat Delft niet achter kon blijven.
Landmeter Jacob Spoors moest de eigenlijke plattegrond van de stad maken. Hij heeft, met als uitgangspunt de veel kleinere stadsplattegrond van Joan Blaeu uit 1649, de gehele stad opnieuw opgemeten en het kaartbeeld up-to-date gebracht. Zo had in 1654 de explosie van een schip met buskruit een groot deel van de stad verwoest, waarna de Paardenmarkt werd gebouwd.
Schilder/tekenaar Johannes Verkolje (1650-1693) nam het tekenwerk van de kerken, huizen, molens, kortom vrijwel alles wat op de kaart is te zien, voor zijn rekening. De graveur Johannes de Ram (1648-1693) maakte, met de aangeleverde tekeningen als voorbeeld, de koperplaten voor de uiteindelijk te drukken kaart. Hij zorgde ook voor de aankleding van het kaartbeeld met mens- en dierfiguren, de ingeschreven namen en cijfers en de compartimenten in de vier hoeken en boven in het midden. Coenraet Decker (1651-1685) graveerde de compartimenten van de Grote Visserij c.q. het hoogheemraadschap van Delfland, in de bovenhoeken. Gerrit Wingendorp en Andries Hoogenboom graveerden de letters voor de 'mooie' teksten.
Johan Verkolje was namens Van Bleyswijck aanvankelijk met de Haagse uitgever Johannes Rammazeyn een overeenkomst aangegaan om de kaart te drukken en uit te geven. Rammazeyn bleek een onbetrouwbare partner want hij weigerde, ook na herhaald aandringen, enkele declaraties van de graveurs De Ram en Decker te betalen. Die zagen zich daarom genoodzaakt om ander werk aan te nemen, waardoor het werk aan de Kaart Figuratief bleef liggen. De contacten met Rammazeyn werden verbroken en de Amsterdamse uitgever/drukker Pieter Smith nam het werk over. De graveurs stuurden geregeld proefdrukken van kaart en randprenten naar Van Bleyswijck die ze, met veel daarop aangebrachte correcties en aanvullingen, weer terugstuurde. De graveurs werden opgezadeld met meer werk dan ze hadden kunnen voorzien. Zij beklaagden zich erover dat de tekenaar geen goede tekeningen zou hebben geleverd of dat ze pas achteraf informatie over bepaalde af te beelden gebouwen kregen als het eigenlijk al te laat was en ze werk over moesten doen. Zij moesten op het laatst onder zeer hoge druk werken om, volgens de wens van Van Bleyswijck, de kaart op tijd voor de Delftse kermis op 13 juni 1677 af te hebben en maakten werkdagen van 19 uur. Dat lukte niet. Omdat Johannes de Ram de door hem vervaardigde koperplaten niet eerder wilde afstaan dan wanneer hij daarvoor volledig was betaald, verscheen de kaart uiteindelijk pas in 1678.
Bij het maken van de kaart kwamen enige onvolkomenheden aan het licht. De vier afdrukken van de koperplaten bleken namelijk niet goed aan elkaar te passen. Gravures drukt men op vochtig papier dat bij het drogen krimpt. Omdat het papier geen constante samenstelling had en ook niet altijd even vochtig zal zijn geweest traden maatverschillen op die veel hoofdbrekens hebben gegeven. De platen zelf waren evenwel ook niet volmaakt en toonden niet op elkaar aansluitende afbeeldingen. Het lukte de meesterplakker David Reerigh uiteindelijk toch om een acceptabel geplakte kaart te maken.
De kaart is zo gedetailleerd dat iedere straat, iedere brug, ieder gebouw, zelfs het kleinste huisje, nauwgezet afgebeeld lijkt te zijn. Zelfs details als prieeltjes, bankjes, paaltjes, en tuinbeelden zijn op de kaart te zien.
De prachtig uitgevoerde plattegrond werd verrijkt met cartouches vervaardigd door meestergraveur Romeyn de Hooghe (1645-1708). De lofdicht (rechtsonder) op de stad is van Constantijn Huygens:
"Eer hebbe 't wijs Gesagh van Delflands Opperstadt:
Sy saghense misbruyckt tot schier niet als een padt
Na Rotterdammer Hoofd, of uytvaert van Delfshaven;
Sy saghen 't haestigh Volck, half blindeling doordraven,
En Delft, langs d'oude Delft, voor eene straet begaen:
De Schuyt-klock doogde niet een omsien stillestaen,
Om Delft omstandelick, met syn geboende straten
Ter Gevel-toppen toe syn Weelde sien te laten.
Dus isser in voorsien: staetwat still, Vreemdeling,
Men schenckt het hier in 't Rond aen uw verwondering:
Doordelft het met gemack, en doorkeurt all'syn' hoecken,
Lang sult ghy, mogelyck, heel Nederland doorsoecken,
Eer ghyder een ontmoet, (in omloop syns gelyck),
Daer Delft in Ryck, en Schoon, en Overnett voor Wyck."
Naast de lofdicht tonen kooplieden hun koopwaar: het befaamde Delfts aardewerk, dat in die tijd door ca. 30 fabriekjes werd geproduceerd.
(Om de kaart indrukwekkender te maken werden ook 32 stadsgezichten en een groot profiel van de stad vervaardigd, die afzonderlijk zijn uitgegeven en rondom de plattegrond gemonteerd konden worden. Deze randprenten zijn bij ons exemplaar niet aanwezig.)
De kaart ontstond dus in de jaren 1675-1678, maar in 1703 werd de stadsplattegrond herdrukt. De koperplaten zijn voor die gelegenheid op enkele punten gewijzigd. De opvallendste wijziging van deze tweede staat is de toevoeging van het grote gebouw dat in 1692 als uitbreiding van het Armamentarium werd gebouwd. Er zijn op de kaart dus gebouwen, bruggen en bomen te zien die er rond 1675 nog niet waren, maar ook die in 1703 mogelijk al verdwenen of veranderd waren. (Van de eerste staat is overigens - voor zover bekend - maar één exemplaar bewaard gebleven.)
Literatuur: H.L. Houtzager, "De Kaart Figuratief van Delft" (1997).
Landmeter Jacob Spoors moest de eigenlijke plattegrond van de stad maken. Hij heeft, met als uitgangspunt de veel kleinere stadsplattegrond van Joan Blaeu uit 1649, de gehele stad opnieuw opgemeten en het kaartbeeld up-to-date gebracht. Zo had in 1654 de explosie van een schip met buskruit een groot deel van de stad verwoest, waarna de Paardenmarkt werd gebouwd.
Schilder/tekenaar Johannes Verkolje (1650-1693) nam het tekenwerk van de kerken, huizen, molens, kortom vrijwel alles wat op de kaart is te zien, voor zijn rekening. De graveur Johannes de Ram (1648-1693) maakte, met de aangeleverde tekeningen als voorbeeld, de koperplaten voor de uiteindelijk te drukken kaart. Hij zorgde ook voor de aankleding van het kaartbeeld met mens- en dierfiguren, de ingeschreven namen en cijfers en de compartimenten in de vier hoeken en boven in het midden. Coenraet Decker (1651-1685) graveerde de compartimenten van de Grote Visserij c.q. het hoogheemraadschap van Delfland, in de bovenhoeken. Gerrit Wingendorp en Andries Hoogenboom graveerden de letters voor de 'mooie' teksten.
Johan Verkolje was namens Van Bleyswijck aanvankelijk met de Haagse uitgever Johannes Rammazeyn een overeenkomst aangegaan om de kaart te drukken en uit te geven. Rammazeyn bleek een onbetrouwbare partner want hij weigerde, ook na herhaald aandringen, enkele declaraties van de graveurs De Ram en Decker te betalen. Die zagen zich daarom genoodzaakt om ander werk aan te nemen, waardoor het werk aan de Kaart Figuratief bleef liggen. De contacten met Rammazeyn werden verbroken en de Amsterdamse uitgever/drukker Pieter Smith nam het werk over. De graveurs stuurden geregeld proefdrukken van kaart en randprenten naar Van Bleyswijck die ze, met veel daarop aangebrachte correcties en aanvullingen, weer terugstuurde. De graveurs werden opgezadeld met meer werk dan ze hadden kunnen voorzien. Zij beklaagden zich erover dat de tekenaar geen goede tekeningen zou hebben geleverd of dat ze pas achteraf informatie over bepaalde af te beelden gebouwen kregen als het eigenlijk al te laat was en ze werk over moesten doen. Zij moesten op het laatst onder zeer hoge druk werken om, volgens de wens van Van Bleyswijck, de kaart op tijd voor de Delftse kermis op 13 juni 1677 af te hebben en maakten werkdagen van 19 uur. Dat lukte niet. Omdat Johannes de Ram de door hem vervaardigde koperplaten niet eerder wilde afstaan dan wanneer hij daarvoor volledig was betaald, verscheen de kaart uiteindelijk pas in 1678.
Bij het maken van de kaart kwamen enige onvolkomenheden aan het licht. De vier afdrukken van de koperplaten bleken namelijk niet goed aan elkaar te passen. Gravures drukt men op vochtig papier dat bij het drogen krimpt. Omdat het papier geen constante samenstelling had en ook niet altijd even vochtig zal zijn geweest traden maatverschillen op die veel hoofdbrekens hebben gegeven. De platen zelf waren evenwel ook niet volmaakt en toonden niet op elkaar aansluitende afbeeldingen. Het lukte de meesterplakker David Reerigh uiteindelijk toch om een acceptabel geplakte kaart te maken.
De kaart is zo gedetailleerd dat iedere straat, iedere brug, ieder gebouw, zelfs het kleinste huisje, nauwgezet afgebeeld lijkt te zijn. Zelfs details als prieeltjes, bankjes, paaltjes, en tuinbeelden zijn op de kaart te zien.
De prachtig uitgevoerde plattegrond werd verrijkt met cartouches vervaardigd door meestergraveur Romeyn de Hooghe (1645-1708). De lofdicht (rechtsonder) op de stad is van Constantijn Huygens:
"Eer hebbe 't wijs Gesagh van Delflands Opperstadt:
Sy saghense misbruyckt tot schier niet als een padt
Na Rotterdammer Hoofd, of uytvaert van Delfshaven;
Sy saghen 't haestigh Volck, half blindeling doordraven,
En Delft, langs d'oude Delft, voor eene straet begaen:
De Schuyt-klock doogde niet een omsien stillestaen,
Om Delft omstandelick, met syn geboende straten
Ter Gevel-toppen toe syn Weelde sien te laten.
Dus isser in voorsien: staetwat still, Vreemdeling,
Men schenckt het hier in 't Rond aen uw verwondering:
Doordelft het met gemack, en doorkeurt all'syn' hoecken,
Lang sult ghy, mogelyck, heel Nederland doorsoecken,
Eer ghyder een ontmoet, (in omloop syns gelyck),
Daer Delft in Ryck, en Schoon, en Overnett voor Wyck."
Naast de lofdicht tonen kooplieden hun koopwaar: het befaamde Delfts aardewerk, dat in die tijd door ca. 30 fabriekjes werd geproduceerd.
(Om de kaart indrukwekkender te maken werden ook 32 stadsgezichten en een groot profiel van de stad vervaardigd, die afzonderlijk zijn uitgegeven en rondom de plattegrond gemonteerd konden worden. Deze randprenten zijn bij ons exemplaar niet aanwezig.)
De kaart ontstond dus in de jaren 1675-1678, maar in 1703 werd de stadsplattegrond herdrukt. De koperplaten zijn voor die gelegenheid op enkele punten gewijzigd. De opvallendste wijziging van deze tweede staat is de toevoeging van het grote gebouw dat in 1692 als uitbreiding van het Armamentarium werd gebouwd. Er zijn op de kaart dus gebouwen, bruggen en bomen te zien die er rond 1675 nog niet waren, maar ook die in 1703 mogelijk al verdwenen of veranderd waren. (Van de eerste staat is overigens - voor zover bekend - maar één exemplaar bewaard gebleven.)
Literatuur: H.L. Houtzager, "De Kaart Figuratief van Delft" (1997).
Johannes de Ram (Amsterdam 1648 - Amsterdam 1693)
Kaart Figuratief van Delft
Contact
Inter-Antiquariaat Mefferdt & De Jonge
Amsterdam